Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Ik zal hunlieder [53]bloed reinigen, [dat] Ik niet gereinigd had; en de HEERE zal [54]wonen op Sion. 53. Dat is, Ik zal hen volkomenlijk heiligen, hen zuiverende van alle zondige onreinheid, dat Ik tevoren [in dit leven] niet volkomenlijk had gedaan. Verg. Ezech.16:6,9; Hos.12:15, met de aantekening, en zie vs.17. Sommigen duiden het op Gods genade aan de heidenen, die tevoren van Gods verbond vervreemd waren, Ef.2:12. Anders: Ik zal hun bloed onschuldig verklaren, [dat] Ik niet onschuldig verklaard had; dat is, Ik zal alsdan door mijn oordeel doen blijken dat zij onschuldig om het leven zijn gebracht, die om mijnentwil gedood zijn, waar Ik tevoren mijn toorn opgeschort en mij dan stilgehouden had. Verg. Openb.6:10, en zie vs.19. 54. Verg. Ezech.48:35; Zach.2:10,11; Openb.21:3,22, en Openb.22:3.